What’s in a name

Kunstig Competent werd van bij de opstart geassocieerd met de rollen: vakman, kunstenaar, onderzoeker, samenspeler en performer.

Voortschrijdend inzicht deed ons inzien dat dit maar één piste is om de artistieke gebieden te omschrijven. Zo kreeg het leerplan beeld een eigen variant: vakmanschap, verbeelden, onderzoek, dialoog en tonen. Deze termen voelen voor beeldende kunstenaars juister aan.

Soms zoeken leerkrachten naar varianten die jonge leerlingen aanspreken. De performer wordt dan een podiumbeest.

Andere leerplannen gebruiken de officiële termen van de overheid: creëren en drang tot innoveren, individuele gedrevenheid tonen … Dat is ook een optie maar heeft als nadeel dat dit termen zijn die je niet kan loslaten op een tienjarige leerling.

En er is een roep om de genderstereotypering, die bijvoorbeeld in de term vakman verscholen zit, zoveel mogelijk we te gommen. Genderinclusief taalgebruik noemen we dat dan. Academies die hier gevoelig voor zijn, kiezen bijvoorbeeld voor volgende set: vakdeskundigheid inzetten, verbeelden, onderzoeken, samenspelen en optreden. Sterk aan deze reeks is ook dat het werkwoorden zijn. En zo geef je impliciet aan dat je daarin kan groeien… als je er werk van maakt.

Alle varianten hebben één ding gemeen: leerkrachten in het kunstonderwijs dompelen hun leerlingen onder in deze vijf cruciale artistieke gebieden. Zo krijgen vele generaties leerlingen een brede artistieke vorming en ontdekken ze hun unieke eigen artistieke stem. De schoonheid en de waarde daarvan kunnen we niet onderschatten.

Plaats een reactie