De leerling keek tevreden de zaal in. Goed gedaan, dacht hij. Dat zijn versie van Sur le pont d’Avignon atonaal klonk, had hij niet gehoord. Wat was er fout gegaan? Zijn hand stond een vakje te ver.
Het voorval deed zich tien jaar geleden voor. En het was een kantelmoment voor mijn lespraktijk. Ik stelde vast dat die leerling enkel bezig was met noten en grepen. Hij vergat om zijn oren te gebruiken. Geen relatie tussen klank en greep.
Dat nooit meer, dacht ik.
En nu staan we voor een bijzonder interessant moment om met z’n allen dat nooit meer te zeggen. Vanaf dit schooljaar komen leerlingen onze instrumentklas binnen die nog geen noten kunnen lezen. Je kan dat problematisch vinden. Of je kan een snelcursus notenleer in je methode verwerken zodat je je vertrouwde werkwijze kan behouden.
Maar je kan deze kans ook oppakken om zonder partituren te starten. Zo kan alle aandacht gaan naar houding, klank en greep. Laat het notenbeeld maar later binnenkomen als een handig hulpinstrument.
Ik wed erop dat er dan meer tonale versies van Sur le pont d’Avignon zullen klinken op onze toonmomenten.
Erik, de (ingewikkelde) samenhang tussen noot-greep-klank en alle mogelijke relaties die daaruit ontstaan, zijn de kern in het (wat verouderde maar nogal altijd lezenswaardige) standaardwerk over instrumentale didactiek van Tom De Vree.
Ik zou durven toevoegen dat het benoemen van de noten ook een tussenstap is die (om communicatieredenen) het proces enkel maar complexer maakt.
Maar een instrumentale didactiek die vertrekt van voorspelen, luisteren, imiteren, naspelen kan zowel voor leerling als voor leerkracht van het beginonderwijs een leerrijke uitdaging maken.
Interessante verwijzing die je hier maakt, Geert, naar het boek van Tom De Vree. Dat was vroeger standaardliteratuur in de lerarenopleiding voor musici.