In het tijdschrift filosofie vertelt René Gude over de herwaardering van ambacht in de kunst. Hij stelt dat ambacht toch wel een negatieve bijklank had: kunstenaars die een vak geleerd hebben, maar creativiteit missen. Of iets nostalgisch: mandenmakers en klompenmakers.
Maar kijk, een ambacht leren is weer hip. Gude ziet dat we loskomen van de overwaardering van het hyperautonome kunstenaarsdenken.
Daar tegenover staan de ambachtslieden die werken aan kwaliteitsstandaarden om hun product te verbeteren. Of die, stap voor stap, nieuwe technieken ontwikkelen om beter werk te maken.
En daarbij is repetitie nodig. De vooraanstaande Duitse denker Peter Sloterdijk noemt dat de eerste hoofdwet van de artesdynamica: oefenen, oefenen en oefenen. Stijl is niet aangeboren, maar moeizaam verworven.
Het project artistieke competenties benoemt via de rollen al deze aspecten: vakmanschap, kunstenaarschap en unieke ik. Het zijn thema’s die op de academie telkens weer in de weegschaal gelegd worden.
En wat bepaalt welke rol het meest doorweegt? De aard van het vak? Zeker. De kwaliteiten van de leraar? Speelt natuurlijk mee. Maar misschien is de eigenheid van de leerling wel de meest cruciale factor: de ene leerling is meer kunstenaar die wil scheppen. En de andere voelt zich een vakman die geniet van een exacte reproductie van een partituur of tekst.
De academie is een plek waar een brede artistieke basis gelegd wordt én er daarna ruimte gemaakt wordt voor accenten die passen bij de leerling.