De weg naar succes
1

Interessant is een interessant woord.
Leraren die dit woord gebruiken, laten horen dat ze nieuwsgierig zijn. Dat ze open staan voor verrassingen. En dat ze die vondst absoluut met hun leerlingen willen delen.
Zo simpel kan het zijn om de onderzoeker in je leerlingen uit te dagen: laat in je lichaamstaal zien, en in je woordkeuze horen dat je een verwonderde onderzoeker bent.
Op zoek naar interessante varianten?
fascinerend – intrigerend – boeiend – niet-te-missen – buitengewoon – fenomenaal – bijzonder – wonderlijk – spannend – pakkend – markant – aantrekkelijk …

Maart is op de kunstacademie Noord-Limburg de maand van de onderzoeker. De start van een traditie? Telkens een andere artistieke rol in de kijker.
Materialen, boeken, affiches, onderzoeksvragen en workshops willen de leraren van de kunstacademie inspireren. Sterk idee, zo’n maand van …. Om te ontdekken dat er nog zoveel te ontdekken valt. En om je team uit te dagen om nieuwe dingen uit te proberen.
Ik surf graag op dit initiatief. De blogs van maart staan daarom in het teken van de onderzoeker.
Paul McCartney en John Lennon speelden in de jaren 60 tientallen potentiële nummers voor The Beatles kwijt. Ze beschikten niet over de nodige opnameapparatuur om melodieën vast te leggen.
Nu kan iedere eenvoudige smartphone opnames maken. Een muziekstudio in je broekzak. Wat een kansen:

Een leerling woord van de academie van Merksem getuigt:
Het was lang geleden dat ik nog eens een schriftelijke evaluatie gekregen had. Ik vond het spannend. Het moment waarop ik mijn Artistiek Portret in handen kreeg, deed me zo denken aan die zenuwachtige minuten vooraleer de leraar me mijn rapport overhandigde.
Maar daar houdt de gelijkenis op. Hier geen opmerkingen zoals Goed gewerkt of Prima gezwegen tijdens de lessen chemie.
Wat dan wel? Een doortastende evaluatie waarbij 6 identiteiten – die in elk van ons aanwezig zijn – centraal staan: vakman, performer, kunstenaar, samenspeler, onderzoeker en unieke ik. Voor elke identiteit krijg je een overzicht van wat je kunt, waar je goed in bent. Een persoonlijke eindconclusie formuleert je ontwikkelingskansen en je sterke punten. Hoe heet zoiets ook alweer? Opbouwende kritiek. Iets waar je iets mee kan. Aan jezelf bouwen bijvoorbeeld.
Het onderwijs hervormt continu, weliswaar traag. En toch heb ik veel hoop als ik de huidige manier van evalueren in de Academie voor Woord, Muziek en Dans in Merksem bekijk. Dan denk ik: we komen er wel.
Tien jaar geleden verdeelde ik mijn lessen gitaar in twee stukken: een deel techniek en een deel creativiteit. Eigenlijk waren dat voorlopers van de rollen vakman en kunstenaar.
De twee blokken hadden elk eigen wetmatigheden.
In het luik vakmanschap studeerden leerlingen de technieken volgens de standaard. Ik vertelde hoe het moest. Met de houding die we afgesproken hadden. Zo en niet anders. En met discipline.
Het luik creativiteit ging over mogelijkheden. Hier werd geëxploreerd en gezocht. De rollen waren dan omgekeerd: ik volgde de impulsen van de leerling. Meestal werkten we met open opdrachten en gingen we met het voorlopige materiaal aan de slag.
Elke rol heeft zijn eigen didactiek. Wat ik toen intuïtief deed, is ondertussen een helder concept geworden.

Na-apen, simpeler kunnen we het eigenlijk niet verwoorden. Hersenonderzoekers ontdekten in ons brein spiegelneuronen. Dit zijn zenuwcellen die in actie komen als we iemand anders iets zien doen. Ze maken dat we heel intuïtief de andere nadoen.
Spiegelneuronen hebben we vanaf onze geboorte en vormen onze primaire bron van leren. We apen onze ouders na, onze leraren, als pubers onze vrienden en laten ook (soms) onze baas.
De ontdekking heeft er in elk geval voor gezorgd dat imiteren weer in is. Ga voor je leerling zitten, doe voor en laat de leerling na-apen. Het blijkt bijzonder effectief.
En van dezelfde orde: model staan is een belangrijke didactische troef. Leef voor dat je vakman, kunstenaar, samenspeler, onderzoeker en performer bent. En het is half gewonnen.

Directeurs, leraren en inspecteurs vinden kwaliteitsbewaking belangrijk. Dat is terecht. De praktijk van externe kwaliteitsbewaking schuiven sommigen naar voor als een vorm waar andere onderwijsvormen jaloers op zijn. Inderdaad waardevol.
De huidige praktijk met externe juryleden heeft echter ook zijn tekortkomingen: juryleden kijken vanuit een eigen, niet geëxpliciteerd referentiekader. Vaak zonder de context van de leerling te kennen. En ze hebben ook geen opleiding gehad als feedbackgever. Dat maakt dat het concept sterk persoonsafhankelijk en niet altijd voedend is. Soms heb je iets aan een extern jurylid, maar soms ook niet. En dat is toch wel problematisch: kwaliteit hangt dan af van het toeval.
Directeurs geven aan dat ze altijd weer op zoek zijn naar juryleden die echt het verschil maken. Maar ze geven ook toe dat dat niet altijd lukt.
Pilootacademies onderzoeken andere vormen om aan kwaliteit te werken. Kwaliteitsbewaking is voor hen een te passief en statisch concept. De woorden kwaliteitscultuur en kwaliteitsbevordering geven beter aan waar het om draait: actief, gericht en systematisch kwaliteit nastreven. Enkele voorbeelden:
Kwaliteit voorop in het DKO.

HOlaBO. Dat is de speelse naam die een lerares hobo aan haar lessen geeft: de HOBOles als LABOratorium.
En dat kan tellen als statement. Hobo is het instrument bij uitstek waarvoor één lesuur echt een minimum is: leraren hobo geven niet alleen les maar sleutelen ook voortdurend met hun leerlingen aan de rieten. En dat kost tijd, veel tijd. In het slechtste geval blijft er dan weinig tijd over om te spelen.
En toch slaagt deze lerares erin om van een hoboles een laboratorium te maken. Een plek waar leerlingen hun huiswerk voorspelen, feedback krijgen, rieten prepareren én creatief met het instrument omgaan.
Hoe ze dat doet?
In de klas zijn er verschillende werkplekken waar ze de hele tijd tussen beweegt. Hier wat bijsturen en leerlingen aan het werk zetten. Daar een opdracht geven. En dan naar het huiswerk luisteren en feedback geven.
Een fantastische mix van efficiënte bedrijvigheid, werkplezier en focus.
Eigenlijk vormen de rollen helemaal niet de kern van het project artistieke competenties. Ze zijn niet meer en niet minder dan een aansprekend en hanteerbaar didactisch instrument om hogere doelen na te streven. Voorbeelden?